Publicatie

De vestiging van dark stores. The devil is in the detail(s)handelsbestemming

Om de negatieve impact van de vestiging van dark stores op het woon- en leefklimaat in te dammen, deden diverse gemeentes de afgelopen maanden een diepe greep in de planologische gereedschapskist. Eerst namen veel gemeentes een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening. Hiermee drukten zij als het ware op de planologische ‘pauzeknop’: tot een jaar na dato mogen in bepaalde wijken van de stad geen nieuwe dark stores worden gevestigd. Aansluitend zijn gemeentes aan de slag gegaan met het planologisch ‘opruimen’ van bestaande dark stores. Hierbij is ferme handhaving niet gemeden. Exploitanten is de laatste tijd meer dan eens een halt aangezegd omdat de vestiging van hun dark stores in strijd zou zijn met de ter plaatse geldende detailhandelsbestemming. In de tussentijd hebben gemeentes zich ook toegelegd op de regulering van toekomstige dark stores. Met nieuw vast te stellen (paraplu-)bestemmingsplannen, voor met name binnenstedelijke woonwijken, wil men de vrije vestiging van dark stores (nog verder) aan banden leggen. 

In deze bijdrage gaat Tijn Slegers in op stap twee van bovenstaande drietrapsraket, de planologische kwalificatie van dark stores onder de noemer detailhandel. Hij bespreekt onder meer de recent hierover gewezen rechtspraak. Alvorens Tijn dat doet, gaat hij eerst in op het relevante juridische kader. De bijdrage wordt afgesloten met enkele observaties.